Maria Montessori
Maria Montessori
Maria Montessori

Maria Montessori

Maria Montessori
Maria Montessori

Maria Montessori

Maria Montessori (1870 - 1952) werd geboren in Italië en ontwikkelde al jong belangstelling voor exacte wetenschappen. Haar ouders wilden dat zij onderwijzeres werd, maar zij koos voor de studie geneeskunde. In het Santa Spirito ziekenhuis in Rome komt ze in contact met kinderen die beperkt zijn in hun verstandelijke ontwikkeling. Ze laat hen voelen, zien, horen en ruiken en  helpt een zo groot mogelijk deel van hun achterstand in te lopen. Ze vindt daarvoor inspiratie bij de artsen Jean Itard ( Wilde van Aveyron) en Édouard Séguin, beroemd door zijn werk met zwakzinnige kinderen. In 1898 is zij directrice van de opleiding van onderwijzers voor verstandelijk gehandicapte kinderen.
In 1904 wordt zij benoemd tot hoogleraar in de antropologie aan de Universiteit van Rome en bekleedt deze leerstoel tot 1916. Tegelijk studeert zij pedagogiek. In 1907 opent Montessori haar Casa dei Bambini voor de allerarmste kinderen in de Romeinse sloppenwijk. Na werkbezoeken aan Amerika en vestiging in Spanje breekt ze in 1934 de banden met Italië vanwege Mussolini, die wil ingrijpen in haar onderwijssysteem. In 1936 vestigt ze zich zin Nederland, waar The Association Montessori Internationale al gevestigd is. Zij wordt in 1950 benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau en ontvangt een eredoctoraat van de Universiteit van Amsterdam. Ze overlijdt in 1952 in Noordwijk.

Help mij het zelf te doen
Maria Montessori wil het kind helpen bij zijn ontwikkeling door hem een omgeving te bieden die de zelfwerkzaamheid bevordert, zodat het kind via eigen activiteit tot ontplooiing van zijn persoonlijkheid kan komen.

Het kind ontwikkelt zich met zijn omgeving
Door de ervaringen die het kind opdoet maakt het zich 'spelenderwijs' veel dingen eigen. Montessori pleit voor een goed voorbereide omgeving, zowel thuis als op school, die zo aangepast dient te zijn aan de behoeften van hetkind dat het niet in zijn natuurlijke ontwikkeling belemmerd wordt. Uitgangspunt is dat alle geestelijke en lichamelijke functies goed geoefend moeten worden, zodat de mens in zijn totaliteit functioneert. Het persoonlijke contact tussen kind en leidster speelt een belangrijke rol in de visie van Montessori. Er moet een vertrouwelijke sfeer zijn.

De antropologie van de Montessori opvoeding
Het meest fundamentele aspect van deze opvoeding is de visie op de mens waaruit deze pedagogische richting is ontwikkeld. Montessori was medicus met grote belangstelling voor de medemens als sociaal wezen en voor de fundamentele zijnsorde waarvan hij deel uitmaakt. Zij gaf haar medische loopbaan op om zich in te zetten voor de strijd om de erkenning van het kind, dat zij ‘de vergeten burger’ noemde. Dit betekende in sociaal opzicht een pleidooi voor de gelijkwaardigheid van de kinderlijke persoonlijkheid, als mens in wording. Zij wees erop dat het kind, gericht op volwassenheid die hij wil bereiken, actief de wereld verkent en door zelfwerkzaamheid de ervaringen opdoet, die hij in de loop van zijn ontwikkeling nodig heeft om zich later als een vrij (en dus aangepast) mens te kunnen bewegen in een wereld van de gemeenschap waartoe hij behoort, overeenkomstig met zijn eigen aard en mogelijkheden. Zij spoorde aan om het kind in deze taak van innerlijke opbouw en van zelfrealisatie bij te staan, om rekening te houden met zijn potenties en om de omgeving aan zijn innerlijke behoeften aan te passen. De omgeving moet appelleren aan de zelfwerkzaamheid van het kind en hem tevens perspectieven bieden, die zijn belangstelling voor een verdere exploratie van de wereld stimuleren.

Psychologisch onderzoek van gedrag van het kind in pedagogische situaties
In de verslagen daarvan zijn belangrijke noties vastgelegd en hebben belangrijke bijdragen geleverd aan een beter begrip van zijn zielenleven en van de patronen die van binnenuit zijn ontwikkeling richting geven, waarvan de belangrijkste de ontdekking van de zogeheten ‘gevoelige perioden’ is geweest. Met de mens is volgens haar een principieel nieuw wezen in de wereld verschenen, die zijn gedragingen moet verwerven in zijn ervaringen binnen de groep waarin hij opgroeit. Hierdoor beschikt de mens over vrijheid, maar mist onafhankelijkheid in vergelijking met dieren. Een inspiratiebron voor haar vormde de beschrijvingen van Dr. Itard over zijn ervaringen met de ‘Sauvage  l’Aveyron', een wolvenkind dat kort na de Franse Revolutie in de bossen werd gevonden.

De mens kan niet los worden gezien van de medemens en zijn ontwikkeling voltrekt zich in nauwe betrokkenheid op de cultuurvorm van de plaats en de tijd waarin hij opgroeit. Aan de organisatie van de wereld ontleent hij zijn innerlijke ordening, de normen, die op hun beurt zijn wereld beeld bepalen. Dat betekent niet dat de ontwikkeling aan het toeval is overgelaten, want er is wel degelijk een bepaald patroon de dat gang van de mens naar volwassenheid leiding geeft.

Een nadrukkelijk voorbeeld is de taalontwikkeling. Het vermogen om de moedertaal te veroveren is kenmerkend voor de eerste levensjaren, maar blijft de hele jeugd beschikbaar. Volwassenen hebben dat niet meer. Fenomenologisch is er een wezenlijk verschil tussen de verovering van de moedertaal door het jonge kind (spelenderwijs) en het leren van een nieuwe taal door de volwassene (wilskracht en inspanning). Ook bij talrijke andere functies lijkt het of jonge kinderen door een innerlijke stem tot actie worden geroepen. Dat noemt Montessori de gevoelige perioden.

Gevoelige perioden
Het kind neemt met gretigheid de fundamentele kenmerken van zijn omgeving in zich op. Montessori spreekt in dit verband over ‘the absorbent mind’.  Daarmee ontstaat een vertrouwde wereld van waaruit zijn ervaringen toenemen, omvangrijker en gedifferentieerder worden. Dit komt pas tot stand in de nauwe emotionele band tussen het kind en zijn verzorgers. Als het kind naar de kleuterschool gaat is het in staat om die mate van gebondenheid los te laten. In een tijd waarin het kind als een minderwaardig schepsel, een miniatuur volwassene, heeft zij anderen overtuigd van het belang van de opvoeding, als een hulp voor het leven. Met leven bedoelt zij het typisch menselijke bestaan, dat zich tussen afhankelijkheid en zelfstandigheid voltrekt. Zij heeft een uitspraak van een kleuter gekozen, die het wezen van de opvoeding uitdrukt: Help mij het zelf te doen.

(Bron: Rikie van Blijswijk, www.nivoz.nl)